Liessel installeerde z’n eerste officiële carnavalsprins in 1956. Maar eigenlijk begon het carnaval al een jaar eerder, in 1955. En wel in café- zaal Van Eijk, ook bekend als de Sportvriend. Willem van Eijk had dat jaar een orkest ingehuurd, de Scala’s Accordeonband onder leiding van Adr. Smits, zoals in een annonce werd aangekondigd. Het orkest speelde alle carnavalsdagen, zowel zondags, ’s maandags en dinsdags, van 16:00 uur tot 20:00 uur, entree Fl 1,25. Het sluitingsuur was vastgesteld op 23:30 uur. De Liesselse kastelein liep voorop in een nieuwe trend. Van Eijk had al enkele maanden eerder een orkest naar het dorp gehaald, ‘zodat de Liessel dansliefhebbers in hun eigen plaats volop kunnen genieten’, zoals het toen heette. Dat was op 7 november 1954 geweest. Dat de gemeentekas er goed mee zou zijn als er wat meer mocht worden gedanst binnen de gemeentegrenzen, had natuurlijk alles te maken met de toen nog geldende vermakelijkheidsbelasting. Hoe meer er gedanst mocht worden, hoe meer centen naar de gemeentekas zouden stromen. Het raadslid Hoeben dat zich medevoorstander van het opheffen van het dansverbod toonde, was overigens niemand minder dan Hannes Hoeben. Hij was de vader van Broer, Wiel en Gerard Hoeben, stuk voor stuk actief tijdens de beginjaren van het Liesselse carnaval. Hoe dan ook, Willem van Eijk was er als de kippen bij toen de regels wat losser weren. Tijdens de drie carnavalsdagen van 1955 had Liessel een orkest. Op de laatste avond moet het gebeurd zijn: een groepje jongeren rond de zusjes Riet en Cis van Kemenade, dochters van de slager, trok de stoute schoenen aan, ging naar huis om zich te verkleden en kwam terug verkleed in pyjama of als Arabier. Die dinsdagavond was het pas echt carnaval.
Het eerste jaar stond niemand te springen om Prins te worden. Maar iemand moest het doen. Vlak vóór het carnaval van 1956 begon, werd onderling besloten dat Toon Seegers zich maar moest opofferen.
Het eerste prinsenpak bestond uit niet veel meer dan een tafelkleed. Zo’n tafelkleed van rood pluche, zoals je ze overal vond in de huiskamerinterieurs van de jaren vijftig van de vorige eeuw. Dit exemplaar werd op de dag dat het carnaval zou beginnen uit de etalage van timmerman Hub Hanssen gehaald. Met het tafelkleed om en de hoge hoed op was de prinselijke uitmonstering compleet en had Liessel z’n eerste Prins carnaval, Toon d’n Uurste.